woensdag 21 januari 2015

Alleen de dieren op de verpakking hebben een ‘diervriendelijk’ leven gehad

Ik bevond mij eens met enkele collega’s in een megastal. Ik herinner mij zeugen liggend in stalen constructies en de talloze zogende biggen. Mijn oog viel destijds al vrij snel op een aantal biggetjes die roerloos in de hoek lagen, maar nog wel in leven waren, ‘dat hoorde erbij’. De vee-industrie is een abjecte industrie, zij produceert met de hoogst mogelijke efficiëntie tegen de laagste kosten dierlijke producten. Plofkip, plofvarken, plofkoe en dat allemaal voor een killoknaller. Het enige dier dat een diervriendelijk leven heeft kunnen leiden is het dier dat op de verpakking prijkt. En dat dier liep waarschijnlijk rond op een duurzame boerderij.

Onderzoeken naar dierenwelzijn
De universiteit van Wageningen voerde recent enkele onderzoeken uit waaruit bleek dat 74% van de zeugen maagafwijkingen heeft, 64% van de vleeskuikens heeft brandwonden aan de voetzolen; 20% aan de hakken en 6,5% ook op de borst. Uit een ander rapport van Dier&Recht/Varkens in Nood bleek dat boeren in de Pluimveehouderij, Varkenshouderij en Rundveehouderij jaarlijks minimaal 2,7 miljard keer de dierenwelzijnswetten overtreden. De Wet Dieren stelt dat dieren een intrinsieke waarde hebben, dit impliceert dat zij waarde hebben los van het gebruikersnut voor de mens. Dat is mooi (en zou evident moeten zijn), maar dierenwelzijn in de vee-industrie, is dat überhaupt wel mogelijk?

Dierenwelzijn in de vee-industrie niets meer dan een illusie
De Nederlandse vee-industrie produceert jaarlijks meer dan 560 miljoen dieren. Een varken in een megastal zal nooit het daglicht zien, staarten worden onverdoofd geknipt, hoorns van koeien worden weggebrand en kampen daarnaast veelal met pootproblemen, een kuiken is na zes weken zelfs zo zwaar dat de poten het begeven.

Er breken ook met regelmaat ziekten uit waardoor er massaal geruimd moet worden. Zo hebben we al de Q-koorts, vogelgriep, varkenspest en gekkekoeienziekte gehad. Schaalvergroting om internationaal te kunnen concurreren, enkel de NVWA-inspecteurs kunnen mede door de alsmaar toenemende schaalvergroting hun werk niet goed meer verrichten. Het erkennen van de Intrinsieke waarde van dieren is belangrijk geweest. Echter dierenwelzijn in een sector, gedreven door winstbejag is een moeilijke zo niet onmogelijke combinatie.

Duurzame veehouderij
De Nederlandse vee-industrie is verwikkeld in een concurrentieslag met landen zoals Thailand en Brazilië waar grond en arbeid goedkoper zijn. Schaalvergroting biedt economisch bezien op de korte termijn soelaas, maar op de lange termijn is het een verloren strijd. De kansen liggen in specialisatie op het gebied van kwaliteit en dierenwelzijn. Zo vinden bijvoorbeeld ook, wetenschappers en economen.

Alternatieven die de vee-industrie gedeeltelijk kunnen vervangen zijn de scharrelvleeshouderij en de biologische landbouw. De dieren die gehouden worden voor scharrelvlees hebben een beter leven dan de dieren in de vee-industrie. Zij krijgen stro en hebben een uitloop naar buiten. Ook is het gebruik van hormonen en antibiotica verboden. Wat een positief effect heeft op de volksgezondheid. Immers in de vee-industrie wordt er massaal gebruikt gemaakt van antibiotica om ziekten bij dieren te voorkomen, hierdoor kunnen consumenten resistent raken tegen antibiotica, wat voor een hoop ellende zorgt bij een ziekenhuisbezoek.

De biologische landbouw voldoet aan de eisen die te vinden zijn in de Europese Verordeningen op het gebied van milieu, natuur en landschap, het welzijn van dieren en productiemethoden. En zo zijn er diverse andere mogelijkheden voor de vee-industrie. Maar dan moet de wil er wel zijn.

Iemand vertelde mij eens ‘indien je het karakter van een ander wil beoordelen let dan goed op de manier, waarop degene omgaat met dieren’. Wat zegt diezelfde uitspraak over de vee-industrie en onze huidige maatschappij?

Nourdine Tighadouini

Geen opmerkingen:

Een reactie posten